slang

Eine markierte Version dieser Seite, die am 27. Oktober 2019 freigegeben wurde, basiert auf dieser Version.

slang (Afrikaans)

Substantiv

Singular	Plural
slang	slange

Worttrennung:

slang

In arabischer Schrift:

سْلَڠْ

Aussprache:

IPA: [slɑŋ]

Hörbeispiele: —

Bedeutungen:

[1] fußloses Kriechtier; Schlange

Herkunft:

niederländisch slang ^→ nl

Verkleinerungsformen:

[1] slangetjie

Beispiele:

[1] As die slang bedreig voel sal hy sy liggaam opgeblaas, sis en na die gevaar pik.

Wenn die Schlange sich bedroht fühlt, wird sie ihren Körper aufblähen, zischen und nach der Gefahr picken.

Wortbildungen:

[1] slangarend, slangbaber, slangblennie, slanghalsvoël, slangklou, slangverklikker, boomslang, geelslang, gifslang, luislang, molslang, olyfslang, sebraslang, tierslang, voëlslang

Übersetzungen

?

Für [1] siehe Übersetzungen zu Schlange¹ f

Referenzen und weiterführende Informationen:

[1] Afrikaanser Wikipedia-Artikel „slang“

[1] Afrikaanse woordeboek „slang“

slang (Niederländisch)

Substantiv, f, m

Singular	Plural
slang	slangen

Worttrennung:

slang

Aussprache:

IPA: [slɑŋ]

Hörbeispiele:

slang^(Info)

Bedeutungen:

[1] fußloses Kriechtier; Schlange

[2] flexible Leitung zur Förderung fester, flüssiger und gasförmiger Stoffe; Schlauch

[3] saloppe, zum Teil fehlerhafte und derbe Umgangssprache; Slang

Verkleinerungsformen:

[1, 2] slangetje

Beispiele:

[1] De chimaera heeft meestal het hoofd van een leeuw, het lichaam van een geit en de staart van een slang.

Die Chimäre hat meistens den Kopf eines Löwen, den Körper eines Ziegenbocks und den Schwanz einer Schlange.

[2] De slang in het pad van de slanghaspel wordt automatisch neergelegd en bij het terugkomen zelfwerkend weer opgeraapt.

Der Schlauch in der Schlauchhaspel wird beim Ziehen automatisch im Mittelgang ausgelegt und beim Schieben automatisch wieder aufgerollt.

Wortbildungen:

[1] slangachtig, slangdraak, slangenarend, slangenbeet, slangenbezweerder, slangengif, slangenkruid, slangenkuil, slangenlook, slangenmens, slangenmuur, slangenwortel, aardslang, afgodslang, boomslang, brilslang, circusslang, gifslang, hagedisslang, kousenbandslang, lanspuntslang, melkslang, modderslang, paradijsslang, pijlslang, ratelslang, rattenslang, ringslang, tentakelslang, tijgerslang, wormslang, wurgslang, zeeslang

[2] slangenbrug, slangenpomp, slanghaspel, brandslang, gasslang, lichtslang, tuinslang, zuigslang

[3] slangwoord

Übersetzungen

?

Für [1] siehe Übersetzungen zu Schlange¹ f

Für [2] siehe Übersetzungen zu Schlauch¹ m

Für [3] siehe Übersetzungen zu Slang¹ m

Referenzen und weiterführende Informationen:

[1–3] Niederländischer Wikipedia-Artikel „slang“

[1] Niederländischer Wikipedia-Artikel „slangen“

[3] Niederländischer Wikipedia-Artikel „slang (taal)“

[1, 2] Van Dale Onlinewoordenboek: „slang“

[1–3] PONS Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „slang“

[1, 2] dict.cc Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „slang“

[1–3] uitmuntend Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „slang“

[1, 2] mijnwoordenboek Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „slang“

[1–3] Langenscheidt Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „slang“