Flexion:heimwerkend

heimwerkend (Deklination) (Deutsch)

← heimwerkend

Positiv

Starke Deklination
	Singular						Plural
	Maskulinum		Femininum		Neutrum		—
	Artikel	Wortform	Artikel	Wortform	Artikel	Wortform	Artikel	Wortform
Nominativ	—	heimwerkender	—	heimwerkende	—	heimwerkendes	—	heimwerkende
Genitiv	—	heimwerkenden	—	heimwerkender	—	heimwerkenden	—	heimwerkender
Dativ	—	heimwerkendem	—	heimwerkender	—	heimwerkendem	—	heimwerkenden
Akkusativ	—	heimwerkenden	—	heimwerkende	—	heimwerkendes	—	heimwerkende
Schwache Deklination
	Singular						Plural
	Maskulinum		Femininum		Neutrum		—
	Artikel	Wortform	Artikel	Wortform	Artikel	Wortform	Artikel	Wortform
Nominativ	der	heimwerkende	die	heimwerkende	das	heimwerkende	die	heimwerkenden
Genitiv	des	heimwerkenden	der	heimwerkenden	des	heimwerkenden	der	heimwerkenden
Dativ	dem	heimwerkenden	der	heimwerkenden	dem	heimwerkenden	den	heimwerkenden
Akkusativ	den	heimwerkenden	die	heimwerkende	das	heimwerkende	die	heimwerkenden
Gemischte Deklination
	Singular						Plural
	Maskulinum		Femininum		Neutrum		—
	Artikel	Wortform	Artikel	Wortform	Artikel	Wortform	Artikel	Wortform
Nominativ	ein	heimwerkender	eine	heimwerkende	ein	heimwerkendes	(keine)	heimwerkenden
Genitiv	eines	heimwerkenden	einer	heimwerkenden	eines	heimwerkenden	(keiner)	heimwerkenden
Dativ	einem	heimwerkenden	einer	heimwerkenden	einem	heimwerkenden	(keinen)	heimwerkenden
Akkusativ	einen	heimwerkenden	eine	heimwerkende	ein	heimwerkendes	(keine)	heimwerkenden
Prädikativ
	Singular						Plural
	Maskulinum		Femininum		Neutrum		—
	er ist heimwerkend		sie ist heimwerkend		es ist heimwerkend		sie sind heimwerkend