Verzeichnis:Niederländisch/Unregelmäßige Verben

Aus Wiktionary, dem freien Wörterbuch

Dies ist eine Liste der unregelmäßigen Verben im Niederländischen


Index:  A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z  Ä  Ö  Ü

A[Bearbeiten]

B[Bearbeiten]

  • bedelven - bedolf - heeft bedolven
  • bedenken - bedacht - heeft bedacht
  • bederven - bedierf - is bedorven
  • bedingen - bedong - heeft bedongen
  • bedragen - bedroeg - heeft bedragen
  • bedriegen - bedroog - heeft bedrogen
  • bedrijven - bedreef - heeft bedreven
  • bedwingen - bedwong - heeft bedwongen
  • begeven - begaf - heeft begeven
  • beginnen - begon - is begonnen
  • begraven - begroef - heeft begraven
  • begrijpen - begreep - heeft begrepen
  • behangen - behing - heeft behangen
  • behouden - behield - heeft behouden
  • bekijken - bekeek - heeft bekeken
  • bekomen - bekwam - is bekomen
  • bekruipen - bekroop - heeft bekropen
  • belijden - beleed - heeft beleden
  • benemen - benam - heeft benomen
  • beroepen - beriep - heeft beroepen
  • beschrijven - beschreef - heeft beschreven
  • beslaan - besloeg - heeft beslagen
  • besluiten - besloot - heeft besloten
  • bespreken - besprak - heeft besproken
  • bestaan - bestond - heeft bestaan
  • bestelen - bestal - heeft bestolen
  • bestijgen - besteeg - heeft bestegen
  • bestrijden - bestreed - heeft bestreden
  • bestrijken - bestreek - heeft bestreken
  • betreden - betrad - heeft betreden
  • betreffen - betrof - heeft betroffen
  • betrekken - betrok - heeft betrokken
  • bevallen - beviel - is bevallen
  • bevangen - beving - heeft bevangen
  • bevelen - beval - heeft bevolen
  • bevinden - bevond - heeft bevonden
  • bevriezen - bevroor - is bevroren
  • bewegen - bewoog - heeft bewogen
  • bewijzen - bewees - heeft bewezen
  • bezitten - bezat - heeft bezeten
  • bezoeken - bezocht - heeft bezocht
  • bezwijken - bezweek - is bezweken
  • bidden - bad - heeft gebeden
  • bieden - bood - heeft geboden
  • bijbrengen - bracht bij - heeft bijgebracht
  • bijhouden - hield bij - heeft bijgehouden
  • bijten - beet - heeft gebeten
  • binden - bond - heeft gebonden
  • binnenkomen - kwam binnen - is binnengekomen
  • blaffen - blafte - heeft geblaft
  • blazen - blies - heeft geblazen
  • blijken - bleek - is gebleken
  • blijven - bleef - is gebleven
  • blinken - blonk - heeft geblonken
  • breken - brak - heeft gebroken
  • brengen - bracht - heeft gebracht
  • buigen - boog - heeft gebogen

C[Bearbeiten]

D[Bearbeiten]

  • deelnemen - nam deel - heeft deelgenomen
  • delven - dolf/delfde - heeft gedolven
  • denken - dacht - heeft gedacht
  • doen - deed - heeft gedaan
  • doorbrengen - bracht door - heeft doorgebracht
  • doordringen - drong door - is doorgedrongen
  • doordringen [2] - doordrong - heeft doordrongen
  • doorgaan - ging door - is doorgegaan
  • doorgeven - gaf door - heeft doorgegeven
  • doorhebben - had door - heeft doorgehad
  • doorlopen [2] - doorliep - heeft doorlopen
  • doorlopen - liep door - is doorgelopen
  • doornemen - nam door - heeft doorgenomen
  • doorslaan - sloeg door - is doorgeslagen
  • doorsnijden - sneed door - heeft doorgesneden
  • doorsnijden [2] - doorsneed - heeft doorsneden
  • doorstaan - doorstond - heeft doorstaan
  • doortrekken - trok door - heeft doorgetrokken
  • doorzien - doorzag - heeft doorzien
  • dragen - droeg - heeft gedragen
  • drijven - dreef - heeft gedreven
  • dringen - drong - heeft gedrongen
  • drinken - dronk - heeft gedronken
  • duiken - dook - heeft gedoken
  • dwingen - dwong - heeft gedwongen

E[Bearbeiten]

F[Bearbeiten]

G[Bearbeiten]

H[Bearbeiten]

I[Bearbeiten]

J[Bearbeiten]

  • jagen - jaagde of joeg - heeft gejaagd

K[Bearbeiten]

L[Bearbeiten]

  • laten - liet - heeft gelaten
  • lesgeven - gaf les - heeft lesgegeven
  • lezen - las - heeft gelezen
  • liefhebben - had lief - hebben liefgehad
  • liegen - loog - heeft gelogen
  • liggen - lag - heeft gelegen
  • lijden - leed - heeft geleden
  • lijken - leek - heeft geleken
  • lopen - liep - is gelopen

M[Bearbeiten]

N[Bearbeiten]

  • nadenken - dacht na - heeft nagedacht
  • nadoen - deed na - heeft nagedaan
  • nagaan - ging na - is nagegaan
  • nakijken - keek na - heeft nagekeken
  • nakomen - kwam na - is nagekomen
  • nalaten - liet na - heeft nagelaten
  • neerkijken - keek neer - heeft neergekeken
  • neerkomen - kwam neer - is neergekomen
  • neerstrijken - streek neer - is neergestreken
  • neigen - neeg - heeft/is genegen
  • nemen - nam - heeft genomen

O[Bearbeiten]

  • ombuigen - boog om - heeft omgebogen
  • omgaan - ging om - is omgegaan
  • omgeven - omgaf - heeft omgeven
  • omhangen - hing om - heeft omgehangen
  • omkijken - keek om - heeft omgekeken
  • omkomen - kwam om - is omgekomen
  • omkopen - kocht om - heeft omgekocht
  • omroepen - riep om - heeft omgeroepen
  • omschrijven - omschreef - heeft omschreven
  • omslaan - sloeg om - is of heeft omgeslagen
  • omvallen - viel om - is omgevallen
  • omzien - zag om - hebben omgezien
  • onderbreken - onderbrak - heeft onderbroken
  • onderbrengen - bracht onder - heeft ondergebracht
  • onderduiken - dook onder - is ondergedoken
  • ondergaan - onderging - heeft ondergaan
  • ondergaan [2] - ging onder - is ondergegaan
  • onderhouden - onderhield - heeft onderhouden
  • onderlopen - liep onder - is ondergelopen
  • onderschrijven - onderschreef - heeft onderschreven
  • ondervinden - ondervond - heeft ondervonden
  • ondervragen - ondervroeg - heeft ondervraagd
  • onderwerpen - onderwierp - heeft onderworpen
  • onderwijzen - onderwees - heeft onderwezen
  • onderzoeken - onderzocht - heeft onderzocht
  • ontbinden - ontbond - heeft ontbonden
  • ontbreken - ontbrak - heeft ontbroken
  • onthouden - onthield - heeft onthouden
  • ontkomen - ontkwam - is ontkomen
  • ontslaan - ontsloeg - heeft ontslagen
  • ontstaan - ontstond - is ontstaan
  • ontsteken - ontstak - is ontstoken
  • onttrekken - onttrok - heeft onttrokken
  • ontvangen - ontving - heeft ontvangen
  • ontwerpen - ontwierp - heeft ontworpen
  • opbergen - borg op - heeft opgeborgen
  • opbrengen - bracht op - heeft opgebracht
  • opdoen - deed op - heeft opgedaan
  • opdragen - droeg op - heeft opgedragen
  • opgaan - ging op - is opgegaan
  • opgeven - gaf op - heeft opgegeven
  • ophangen - hing op - heeft opgehangen
  • opheffen - hief op - heeft opgeheven
  • ophouden - hield op - is opgehouden
  • opkijken - keek op - heeft opgekeken
  • opkomen - kwam op - is opgekomen
  • oplopen - liep op - is opgelopen
  • opmeten - mat op - heeft opgemeten
  • opnemen - nam op - heeft opgenomen
  • oproepen - riep op - heeft opgeroepen
  • opschieten - schoot op - is opgeschoten
  • opschrijven - schreef op - heeft opgeschreven
  • opsluiten - sloot op - heeft opgesloten
  • opstaan - stond op - is opgestaan
  • opstijgen - steeg op - is opgestegen
  • optreden - trad op - heeft opgetreden
  • optrekken - trok op - is/heeft opgetrokken
  • opvallen - viel op - is opgevallen
  • opvangen - ving op - heeft opgevangen
  • opvliegen - vloog op - is opgevlogen
  • opwinden - wond op - heeft opgewonden
  • opzien - zag op - hebben opgezien
  • opzoeken - zocht op - heeft opgezocht
  • opzwellen - zwol op - is opgezwollen
  • overblijven - bleef over - is overgebleven
  • overbrengen - bracht over - heeft overgebracht
  • overdragen - droeg over - heeft overgedragen
  • overdrijven - overdreef - heeft overdreven
  • overgaan - ging over - is overgegaan
  • overgeven - gaf over - heeft overgegeven
  • overlaten - liet over - heeft overgelaten
  • overlijden - overleed - is overleden
  • overnemen - nam over - heeft overgenomen
  • overschrijven - schreef over - heeft overgeschreven
  • overslaan - sloeg over - heeft overgeslagen
  • oversteken - stak over - is overgestoken
  • overtrekken - trok over - heeft overgetrokken
  • overvallen - overviel - heeft/is overvallen
  • overwegen - overwoog - heeft overwogen
  • overwinnen - overwon - is overwonnen

P[Bearbeiten]

R[Bearbeiten]

S[Bearbeiten]

  • samenhangen - hing samen - heeft samengehangen
  • samentrekken - trok samen - is samengetrokken
  • samenvallen - viel samen - is samengevallen
  • schelden - schold - heeft gescholden
  • schenden - schond - heeft geschonden
  • schenken - schonk - heeft geschonken
  • scheppen - schiep - heeft geschapen
  • scheren [2] - schoor - heeft geschoren
  • schieten - schoot - heeft geschoten
  • schijnen - scheen - heeft geschenen
  • schrijden - schreed - heeft of is geschreden
  • schrijven - schreef - heeft geschreven
  • schrikken - schrok - is geschrokken
  • schuilgaan - ging schuil - is schuilgegaan
  • schuiven - schoof - heeft geschoven
  • slaan - sloeg - heeft geslagen
  • slapen - sliep - heeft geslapen
  • slijpen - sleep - heeft geslepen
  • slijten - sleet - is gesleten
  • slinken - slonk - is geslonken
  • sluiten - sloot - heeft gesloten
  • snijden - sneed - heeft gesneden
  • spijten - speet - heeft gespeten
  • splijten - spleet - heeft gespleten
  • spreken - sprak - heeft gesproken
  • springen - sprong - is gesprongen
  • staan - stond - heeft gestaan
  • steken - stak - heeft gestoken
  • stelen - stal - heeft gestolen
  • sterven - stierf - is gestorven
  • stijgen - steeg - is gestegen
  • stinken - stonk - heeft gestonken
  • strijden - streed - heeft gestreden
  • strijken - streek - heeft gestreken

T[Bearbeiten]

  • tegengaan - ging tegen - is tegengegaan
  • tegenhouden - hield tegen - heeft tegengehouden
  • tegenkomen - kwam tegen - is tegengekomen
  • tegenspreken - sprak tegen - heeft tegengesproken
  • tegenvallen - viel tegen - is tegengevallen
  • tekeergaan - ging tekeer - is gekeergegaan
  • terechtkomen - kwam terecht - is terechgekomen
  • terugbrengen - bracht terug - heeft teruggebracht
  • teruggaan - ging terug - is teruggegaan
  • terugkomen - kwam terug - is teruggekomen
  • teruglopen - liep terug - is teruggelopen
  • terugnemen - nam terug - heeft teruggenomen
  • terugtrekken - trok terug - heeft teruggetrokken
  • teweegbrengen - bracht teweeg - heeft teweeggebracht
  • toegeven - gaf toe - heeft toegegeven
  • toelaten - liet toe - heeft toegelaten
  • toenemen - nam toe - is toegenomen
  • toestaan - stond toe - heeft toegestaan
  • toewijzen - wees toe - heeft toegewezen
  • treden - trad - is getreden
  • treffen - trof - heeft getroffen
  • trekken - trok - heeft getrokken

U[Bearbeiten]

  • uitblazen - blies uit - heeft uitgeblazen
  • uitblijven - bleef uit - is uitgebleven
  • uitbreken - brak uit - is uitgebroken
  • uitbrengen - bracht uit - heeft uitgebracht
  • uitdenken - dacht uit - heeft uitgedacht
  • uitdoen - deed uit - heeft uitgedaan
  • uitdragen - droeg uit - heeft uitgedragen
  • uitgaan - ging uit - is uitgegaan
  • uitgeven - gaf uit - heeft uitgegeven
  • uitglijden - gleed uit - is uitgegleden
  • uithangen - hing uit - heeft uitgehangen
  • uithouden - hield uit - heeft uitgehouden
  • uitkiezen - koos uit - heeft uitgekozen
  • uitkijken - keek uit - heeft uitgekeken
  • uitkomen - kwam uit - is uitgekomen
  • uitlopen - liep uit - is uitgelopen
  • uitmeten - mat uit - heeft uitgemeten
  • uitscheiden - scheden uit - is uitgescheden
  • uitschelden - schold uit - heeft uitgescholden
  • uitsluiten - sloot uit - heeft uitgesloten
  • uitspreken - sprak uit - heeft uitgesproken
  • uitstaan - stond uit - heeft uitgestaan
  • uitsteken - stak uit - heeft uitgestoken
  • uittrekken - trok uit - heeft uitgetrokken
  • uitvreten - vrat uit - heeft uitgevreten
  • uitzenden - zond uit - heeft uitgezonden
  • uitzien - zag uit - heeft uitgezien
  • uitzoeken - zocht uit - heeft uitgezocht

V[Bearbeiten]

  • vallen - viel - is gevallen
  • vangen - ving - heeft gevangen
  • varen - voer - is gevaren
  • vastbinden - bond vast - heeft vastgebonden
  • vasthouden - hield vast - heeft vastgehouden
  • vastlopen - liep vast - is vastgelopen
  • vaststaan - stond vast - heeft vastgestaan
  • vastzitten - zat vast - heeft vastgezeten
  • vechten - vocht - heeft gevochten
  • verbazen - verbaasd - is verbaast
  • verbergen - verborg - heeft verborgen
  • verbieden - verbood - heeft verboden
  • verbijten - verbeet - heeft verbeten
  • verbinden - verbond - heeft verbonden
  • verblijven - verbleef - heeft of is verbleven
  • verbreken - verbrak - heeft verbroken
  • verdenken - verdacht - heeft verdacht
  • verdoen - verdeed - heeft verdaan
  • verdragen - verdroeg - heeft verdragen
  • verdrijven - verdreef - heeft verdreven
  • verdringen - verdrong - heeft verdrongen
  • verdwijnen - verdween - is verdwenen
  • vergaan - verging - is vergaan
  • vergelijken - vergeleek - heeft vergeleken
  • vergeten - vergat - is vergeten
  • vergeven - vergaf - heeft vergeven
  • verheffen - verhief - heeft verheven
  • verhelpen - verhielp - heeft verholpen
  • verjagen - verjoeg - heeft verjaagd
  • verkiezen - verkoos - heeft verkozen
  • verkopen - verkocht - heeft verkocht
  • verkrijgen - verkreeg - heeft verkregen
  • verlaten - verliet - heeft verlaten
  • verliezen - verloor - heeft verloren
  • verlopen - verliep - is verlopen
  • vermijden - vermeed - heeft vermeden
  • vernemen - vernam - heeft vernomen
  • verrijzen - verrees - is verrezen
  • verschieten - verschoot - is verschoten
  • verschijnen - verscheen - is verschenen
  • verslaan - versloeg - heeft verslagen
  • verslijten - versleet - heeft versleten
  • verslinden - verslond - heeft verslonden
  • verstaan - verstond - heeft verstaan
  • verstrijken - verstreek - is verstreken
  • vertrekken - vertrok - is vertrokken
  • vervangen - verving - heeft vervangen
  • verwerven - verwierf - heeft verworven
  • verwijzen - verwees - heeft verwezen
  • verzinnen - verzon - heeft verzonnen
  • verzoeken - verzocht - heeft verzocht
  • vinden - vond - heeft gevonden
  • vlechten - vlocht - heeft gevlochten
  • vliegen - vloog - heeft gevlogen
  • voldoen - voldeed - heeft voldaan
  • volhouden - hield vol - heeft volgehouden
  • voltrekken - voltrok - heeft voltrokken
  • voorbijgaan - ging voorbij - zijn voorbijgegaan
  • voorkomen - voorkwam - heeft voorkomen
  • voorlezen - las voor - heeft voorgelezen
  • voorschrijven - schreef voor - heeft voorgeschreven
  • voortkomen - kwam voort - is voortgekomen
  • voortrekken - trok voor - heeft voorgetrokken
  • vooruitkomen - kwamen vooruit - is vooruitgekomen
  • voorvallen - viel voor - is voorgevallen
  • voorzien - voorzag - heeft voorzien
  • voorzitten - zat voor - heeft voorgezeten
  • vragen - vroeg - heeft gevraagd
  • vriezen - vroor - heeft gevroren

W[Bearbeiten]

  • waarnemen - namen waar - heeft waargenomen
  • weergeven - gaf weer - heeft weergegeven
  • wegen - woog - heeft gewogen
  • weggaan - ging weg - is weggegaan
  • weggeven - gaf weg - heeft weggegeven
  • werpen - wierp - heeft geworpen
  • weten - wist - heeft geweten
  • wijzen - wees - heeft gewezen
  • winnen - won - heeft gewonnen
  • worden - werd - is geworden
  • wrijven - wreef - heeft gewreven
  • wringen - wrong - heeft uitgewrongen

Z[Bearbeiten]